In een vorige blogpost legde ik uit waarom ik de indianen achterna ging in Noord-Amerika, en gaf ik ook een aantal praktische tips ter voorbereiding van een roadtrip in de Verenigde Staten. In deze blogpost vind je het complete reisverslag terug van onze eigen roadtrip.
Reisroute
Wij reden van oost naar west via deze route:
Als je uit de richting van Chicago komt rij je eerst naar Chamberlain, de poort van Indianenland. Van daaruit ga je via Pierre naar Wall, een goede uitvalsbasis om vervolgens doorheen Badlands national park het Pine Ridge reservaat in te rijden, waar Wounded Knee ligt.
Vanuit Pine Ridge rij je recht de Blackhills in, ooit heilige grond voor de indianen maar intussen ontsierd door een paar koppen van voormalige presidenten. Volgende bestemming is Little Bighorn Battlefield, gelegen in het reservaat van de Crow.
Geen indianen zonder cowboys om het plaatje van het Wilde Westen compleet te maken, en die kan je in overvloed vinden in Cody, stadje dat gesticht werd door Buffalo Bill, die trouwens ook een soort roadshow maakte met indianen, waarmee hij zelfs in Europa toerde.
1. Chamberlain: inleiding in de indianenwijsheid
We zijn vertrokken! Omdat onze Lonely Planet melding maakt van een excellent museum in een plaatselijk schooltje, Akta Lakota, rijden we ter hoogte van Chamberlain de snelweg af en combineren onze lunchpauze met een museumbezoek.
Een affiche maakt melding van een grootse powwow binnen een paar weken in Canada, maar die halen we net niet. Nochtans staat zoiets hoog op ons lijstje. Een powwow is een typisch indiaans ceremonieel gebeuren, waarbij gezongen en gedanst wordt, en iedereen in traditionele klederdracht getooid is. Zonder powwow zou deze reis op zoek naar de indianen niet compleet zijn, dus we hopen er onderweg nog eentje tegen te komen…
De plastieken tipi die voor de ingang van het museum staat doet ons even het ergste vermoeden, maar dat blijkt onterecht. Voor mij vormt dit museum een erg goede introductie op de cultuur van de indianen. Het is bevattelijk genoeg opgebouwd om ook wie er nog maar weinig van kent wat wegwijs te maken, en panelen met geschiedkundige uitleg worden afgewisseld met foto’s en uitspraken van vooraanstaande opperhoofden. Er is één uitspraak in het bijzonder die me raakt:
Hier zal ik de komende weken nog vaak aan terugdenken, als ik gaandeweg meer leer over het lot van de indianen.
We zijn de Lonely Planet dankbaar voor deze uitstekende tip, en besluiten daarom meteen ook zijn volgende tip op te volgen: rij niet terug naar de I-90 maar volg de Native American Scenic Byway tot in Pierre. Met scenic byways kan je volgens ons op een roadtrip namelijk nooit verkeerd doen. En we hebben er geen spijt van, want de hele scenic rit lang wanen we onszelf indianen op hun Grote Vlakten.

2. Wall: megakoopjes en biljarten met cowboys en indianen
Eens we terug op de Interstate zitten rijzen de reclameborden als paddenstoelen uit de grond. Het ene koopje na het andere wordt aangeprezen. Om de paar 100 meter wel iets nieuws. En er is ook gratis ijswater, lezen we regelmatig. We snappen er niet veel van. Niks, eigenlijk.
Pas als we aankomen in Wall hebben we het door: Wall is de thuisstad van Wall Drug, een gigantisch shoppingcenter en tegelijk de plaats waar het concept Wallmart ontstaan zou zijn, de grootste supermarktketen in de Verenigde Staten.

Het stadscentrum van Wall is cowboyachtig ingekleed en duidelijk erg toeristisch. Maar het is zo absurd dat het eigenlijk wel een beetje leuk wordt. Het zou ook Amerika niet zijn als er geen indrukwekkende non-geschiedenis uitgevonden was over het ontstaan van de Wall drug: één of andere apotheker zocht een geschikte plek om een zaak te beginnen, temidden van deze woestenij, koos daar dit godvergeten gat voor uit en ontdekte dat hij horden volk kon aantrekken door gratis ijswater aan te bieden. Dat gratis ijswater is nu één van de attracties in het shoppingcenter. Je kan er aan een kraantje een kartonnen puntzakje mee vullen. En jawel, elke bezoeker doet dat dus gedwee.
Amerikaanser dan dit krijg je het niet.
En toch laten we ons vangen en kopen er vanalles dat we thuis nooit meer zullen dragen maar hier het perfecte koopje leek. Ja. Ook cowboylaarzen en een trappersvest. Een tipi paste net niet in de valies. 😊
Recht tegenover het shoppingcenter heb je een hele rij diners, en we kiezen er de minst ongezellige uit om ’s avonds iets te gaan eten. De ruimte blijkt in 2 opgedeeld: de ene helft is een restaurant en de andere helft een bruine kroeg. Nadat we gegeten hebben gaan we in de kroeg nog even aan de toog hangen, in de hoop in gesprek te raken met de locals. We zien er een biljarttafel staan en “kloppen af”: ook in de Verenigde Staten betekent dit dat je het volgende partijtje tegen de winnaar wil spelen. Eerst kijken ze vreemd op, maar dan lijken ze het wel grappig te vinden dat 2 verloren gelopen toeristen met hen een spelletje biljart willen spelen. En zo raken we dus effectief aan de praat met 2 inwoners van Wall.
De 2 spelers blijken respectievelijk een cowboy en een indiaan te zijn. Jawel, zo identificeren ze zichzelf. Echt waar. De cowboy laat het biljarten al gauw voor wat het is en haalt zijn gitaar boven om ons allemaal samen rasechte country te doen zingen. Van Garth Brooks tot Don McLean’s American Pie, we brullen ze vol overgave mee. Precies een Hollywoodfilm! Maar dan in ’t echt. 😊

De indiaan blijkt uit Pine Ridge afkomstig te zijn, het reservaat waar we morgen heen gaan om er Wounded Knee te bezoeken. Hij is één van de jongeren die het reservaat ontvlucht is, om de cirkel van armoede en onderworpenheid aan de Amerikaanse staat te ontvluchten. In het reservaat is er niets behalve alcohol, werkloosheid en ellende. Het Pine Ridge reservaat is officieel de armste county in gans de Verenigde Staten. Ze worden voorzien in hun levensonderhoud, maar wat wil dat in feite zeggen? Deze jonge kerel wil het heft in eigen handen nemen. Werken. Geld verdienen. Misschien ooit echt ergens geraken, als hij genoeg bijeen gespaard heeft. Alles beter dan gevangen te zitten binnen de grenzen van het reservaat. Hij werkt in de Wall drug. Zoals iedereen die in dit stadje woont.
Het restaurant is intussen gesloten en het meisje dat ons daarnet nog aan tafel bediende is er ook bij komen zitten. Ze is een vriendin van onze indiaan, en net als hem afkomstig uit Pine Ridge. Om dezelfde reden vertrokken. Het is niet makkelijk, legt ze ons uit, want je moet hard werken om te overleven en je hebt niemand meer, want eens weg uit het reservaat kan je familie je niet meer helpen. Maar nooit wil ze nog terug. Zij zal niet eindigen zoals vele anderen, die het wel even probeerden in de buitenwereld maar dan uiteindelijk met hangende pootjes moesten terugkeren.
Ze ziet er frêle en kwetsbaar uit en lijkt amper 18 jaar oud.
We blijven zo lang plakken dat we na het restaurant ook de bar sluiten. Geen erg, zeggen onze nieuwe vrienden, wij wonen hier wat verderop, kom gezellig mee nog iets drinken bij ons thuis. We hebben in feite al meer dan genoeg gedronken, maar uiteraard is dat net de reden dat we ja zeggen. En ook wel omdat deze avond zo bijzonder is dat we eigenlijk niet willen dat hij eindigt. We wandelen naar een buitenwijk van Wall, waar ze in een bouwvallig huis een klein kamertje hebben dat ze met 3 delen. En waar de alcohol gul vloeit.
Ze zijn dan wel weg uit het reservaat maar zitten nu gevangen in Wall Drug, een plastieken versie van de Far West. Moeten hun eigen boontjes zien te doppen, en komen amper rond om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Laat staan dat ze kunnen sparen voor dat andere, betere leven.
Ik vind hen erg dapper. Maar tegelijk ook ontzettend triest.
Ik dacht dat de hel van Wounded Knee meer dan 100 jaar geleden plaatsgevonden had, de massamoord op de plek die we morgen gaan bezoeken. Maar eigenlijk bestaat hij vandaag nog steeds. De indianen van vandaag overleefden dan wel het bloedbad, maar hun ziel sterft elke dag een beetje meer. Een langzame dood. Tot er niets meer van overblijft.
3. Pine Ridge indianenreservaat: ontgoocheling in Wounded Knee
De volgende dag gaan we voor we uit Wall vertrekken eerst nog een klein museum bezoeken: The Story of Wounded Knee, een opwarmertje voor wat we zo meteen gaan zien. Voor mij alweer erg interessant, maar je had intussen wel al door dat ik dus niet echt een referentie ben als het aankomt op parate kennis over indianen.
Om naar het Pine Ridge reservaat te rijden, kan je bijna niet anders dan de Badlands passeren, dus we pikken onderweg ook maar even de aangeduide loops mee. Een nationaal park met de auto bezoeken, het blijft een beetje vreemd aanvoelen, maar zo werkt het hier dus. Het park bestaat uit bizarre rotsformaties, en we spotten er ook onze eerste prairie dogs. We waren eigenlijk op de uitkijk naar iets dat er toch minstens een beetje uitzag als een middelgrote hond, pas na een hele tijd hebben we door dat prairie dogs dus die kleine cavia-achtige beestjes zijn. 😊

We rijden de Badlands uit en gaan via Highway 44 recht richting Pine Ridge. Ik ben intussen helemaal mee in het enthousiasme van mijn reisgenoot, die bijna ontploft van opwinding over het feit dat we er eindelijk bijna zijn, op één van de belangrijkste plekken in de strijd van de indianen.
Onderweg zetten we “We were all wounded, at wounded knee” op, een liedje van Rebone over het bloedbad dat hier plaatsvond. En vervolgens een cd met indianenmuziek, die we vanochtend in het museum kochten.
Ja. We zijn er echt helemaal klaar voor.
Als we dan eindelijk het Pine Ridge reservaat binnenrijden weten we beiden niet zo goed wat zeggen.
Het eerste wat je ziet is rommel, overal, met hier en daar een verkrotte woning ertussen. Ik kan me niet voorstellen dat daar echt mensen in wonen. Op de landerijen staat tussen alle rommel vaak ook een hoop verroeste auto’s. Vroeger stonden er paarden aan hun tipi, en het aantal paarden dat een indiaan had bepaalde zijn rijkdom. Nu staan er dus geen paarden meer. Enkel nog verroeste auto’s. Véél verroeste auto’s, dat wel.
Het reservaat ziet er ellendig uit. Armtierig. En het voelt ook een beetje akelig om hier rond te rijden, eigenlijk. Ik begrijp nu wel waarom die jongeren hier weg wilden. Hierbij vergeleken is zelfs de plastieken Far West van Wall fantastisch.
Dit is dus wat de blanken met de indianen gedaan hebben. Een trots volk dat leefde op de prairie, luisterde naar het ritme van de natuur en in harmonie leefde met de dieren. We hebben hen opgesloten op een paar vierkante meter onvruchtbare grond. In ruil voor levensonderhoud en gratis gezondheidszorg hebben we hun vrijheid afgenomen.
Gratis gezondheidszorg. Dat is wel heel wat, schijnt het. Voor Obamacare hadden alleen de militairen dat. Ik betwijfel of het de indianen hier gelukkig maakt.
Bedrukt rijden we dieper het reservaat in, tot we aan een knullig bord komen dat stelt dat het hier is. Wounded Knee.
Van onze opwinding van zoëven blijft intussen niet veel meer over.
Een paar planken met een rieten dak erboven moeten kraampjes voorstellen, maar er staat niemand met koopwaar. Voor de rest: geen sikkepit te zien op deze bijzondere plaats. Wel komen er van overal opeens vrouwen als een zwerm vliegen op ons af, vragen ons op fluistertoon om een armbandje te kopen, een dreamcatcher, een kralenketting of iets van andere rommel. We weigeren stilletjes, maar waar we ook heen gaan, ze blijven ons achtervolgen, zelfs tot op de begraafplaats. Na een tijdje vragen ze niet langer om iets te kopen, maar vragen ze gewoon om geld.

Teleurgesteld en met een gigantisch schuldgevoel stappen we terug de auto in en rijden weg. Pine Ridge uit.
We were all wounded, at wounded knee.
4. De Blackhills: van heilige grond naar platte commercie
We zijn nog niet helemaal bekomen van onze ervaring in het Pine Ridge reservaat wanneer we de Blackhills betreden. Het wemelt er van de Amerikaans toeristen in grote campers, die tijdens hun zomervakantie allemaal Mount Rushmore willen zien. Het is zelfs rijtje schuiven voor wie een (betalende) parking op wil om frontaal zicht te hebben op de 4 presidentshoofden. Het is nauwelijks te bevatten, dat op een boogscheut van hier de armste en meest desolate plek van de Verenigde Staten ligt.

De indianen waren de oorspronkelijke bewoners van de Blackhills. Voor hen was dit heilige grond. Dat kunnen we wel begrijpen: de schoonheid van de Blackhills is overweldigend. Er was bij verdrag overeengekomen dat de Blackhills tot in de eeuwigheid aan de indianen zouden toebehoren, maar toen er daar plots goud gevonden werd bleek er op de eeuwigheid toch een vervaldatum te staan. Er ontstond een conflict over de eigendomsrechten, en alweer hebben de indianen het onderspit moeten delven.
De Sioux werden geparkeerd in hun reservaat, een eindje verderop. Vervolgens werd hun heilige berg onteerd door er een paar koppen van blanke mannen in uit te houwen, zodat het massatoerisme hier aan zijn opmars kon beginnen.
Maar ze mogen niet klagen, de indianen. Ter compensatie van de presidentskoppen werd er nu ook een gigantische beeltenis van Crazy Horse in een rots uitgehouwen. Ook daar is het aanschuiven en betalen om het beeldhouwwerk te zien. Nochtans zijn niet alle indianen er even gelukkig mee, aangezien het kappen in die berg voor sommigen evengoed heiligschennis blijft, ook al is het deze keer voor een indianenkop.
Wij hebben na Wounded Knee onze moed nog onvoldoende terug samengeraapt om dergelijke miskleun te gaan trotseren, dus laten het Crazy Horse Memorial aan ons voorbij gaan en zoeken ergens een hotel met een bar waar we de dag met een biertje kunnen wegspoelen.
5. Slagveld van Little Bighorn: Over overwinningen en ondernemingszin
Eindelijk winnen ze ook eens iets, de indianen. De slag bij Little Bighorn. Ze slagen er zelfs in generaal Custer te doden, generaal van de cavalerie die hen de voorbije jaren een hoop miserie had berokkend. Het slagveld staat daarom ook wel bekend als “Custer’s last stand”.
De site van het slagveld is gigantisch, dus worden er bustours georganiseerd door Apsalooke tours. Een gegidste rondleiding met de bus kost 10 dollar, en is een echte aanrader.
De gids is steeds een Crow-indiaan. De onze heeft lang, zwart, glanzend haar en een geweven tas om zijn schouder met indiaanse print. Hij oogt erg trots op zijn afkomst. Hij vertelt honderduit over zijn grootouders, van wie hij zijn kwart indianenbloed erfde, en over de slag die hier gestreden werd.

We zijn onder de indruk van de professionaliteit waarmee de indianen hier de site mee uitbaten. Alles ziet er erg verzorgd uit, de organisatie steekt goed in elkaar, de bussen volgen elkaar vlotjes op, zitten telkens vol en iedereen geeft bij het afstappen zowel de gids als de chauffeur een fooi. Beiden zijn indianen die hier in het Crow-reservaat leven.
Het contrast met de armtierigheid in Wounded Knee kon niet groter zijn.
We vragen ons af hoe het komt dat deze indianen hier zo ondernemend zijn, terwijl die in het Pine Ridge reservaat precies bij de pakken zijn blijven zitten. Het zijn dan wel allemaal indianen, maar ze zijn dus van een andere stam. Wounded Knee, daar wonen de Sioux, hier wonen de Crow.
En de Crow hebben een beetje een dubbele rol gespeeld in de oorlog. Ze hadden in feite al ruzie met de Sioux en de Cheyenne nog voor de Amerikanen er zich mee kwamen moeien, en kozen voor de strategie “de vijand van mijn vijand is mijn vriend”. De Crow hebben dus meegevochten met de Amerikanen tegen de andere indianenstammen. Er gaan verhalen dat ze om die reden veel betere gronden toegekend kregen als reservaat dan de andere stammen, en daardoor ook financieel bevoordeeld werden.
Anderzijds hebben de Sioux het door hun niet aflatend verzet ook gewoon veel zwaarder te verduren gehad tijdens de oorlog. Zijn ze daardoor hun veerkracht verloren, en generatie na generatie een beetje meer uitgedoofd?
Of vond de Amerikaanse staat het nu eenmaal makkelijker om de indianen hier een handje te helpen, op een slagveld waar er voornamelijk Amerikaanse slachtoffers vielen, en was het minder evident om datzelfde te doen op de plek waar de Amerikanen een bloedbad aangericht hebben door meer dan 200 ongewapende indiaanse mannen, vrouwen en kinderen te vermoorden?
In elk geval, hoe ze het hier doen, zou in theorie Wounded Knee ook perfect kunnen. Dan was onze vriend de indiaan uit Wall vandaag misschien ook trotse gids geweest, in plaats van aan de kassa in de Wall drug te zitten.
6. Cody: slapen in het hotel van Buffalo Bill en een echte powwow
Cody is een stad die kunstmatig gesticht werd. Door Buffalo Bill, aka William Cody.
Want waarom zoeken naar een originele naam voor je stad als je ze ook gewoon naar jezelf kan noemen? Buffalo Bill bouwde er ook een hotel, en noemde dat voor de verandering eens niet naar zichzelf maar wel naar zijn dochter, Irma. Hotel Irma dus. Het bestaat op vandaag nog steeds, en is eigenlijk niet veel veranderd sinds 1902. Uiteraard willen we daar dolgraag overnachten, wat had je nu gedacht? We belden onderweg al even om een kamer te reserveren, maar ze hadden geen plaats meer. Als we ter plekke aankomen wagen we toch nog eens onze kans aan de receptie, kijken daarbij heel zielig, en toen bleek er net iemand afgebeld te hebben dus konden we er alsnog onze intrek nemen. Today is our lucky day!
Kitsch van boven tot onder natuurlijk, alsof de tijd er is blijven stilstaan, maar wij worden er helemaal vrolijk van.
Nadat we geïnstalleerd zijn slenteren we ter verkenning eens door het stadscentrum. En vandaag blijkt echt wel onze geluksdag te zijn, want ons oog valt op een affiche die aankondigt dat er morgen een powwow plaatsvindt in Cody.
En zo komt het dat we op de plek waar het het minst verwacht hadden, op onze allerlaatste dag in Indianenland, deze alsnog doorbrengen in het gezelschap van honderden echte indianen in traditionele klederdracht, komende van overal, om deel te nemen aan deze belangrijke danswedstrijd. Per leeftijdscategorie en per geslacht wordt een dans uitgevoerd. Het is een gans spektakel, met een podium en een muziekband en een ceremoniemeester met een microfoon enzo, en er zijn ook een hoop kraampjes die drank en eten verkopen. Precies Dranouter, maar dan op zijn indiaans.
We zitten helemaal op de eerste rij van de dansvloer en hebben een geweldig zicht. De indianen die bij ons in de buurt zitten waren zelfs zo vriendelijk om een beetje plaats te maken en ons in hun midden te integreren. We zaten er toch al dik 2 uur als we tijdens een wandelingetje naar het toilet toevallig ergens de ‘huisregels’ zien hangen, en daarop lezen we dat de eerste cirkel rond de dansvloer strikt voorbehouden is voor familie van de dansers…
Hoewel we intussen al dikke vriendjes geworden waren met de schattige kleine indiaantjes die rondom ons zaten gaan we dus maar niet meer terug naar onze front-row-seats.
In plaats daarvan slaan we een praatje met 2 opperhoofden van een reservaat, die hun optreden al achter de rug hebben. We vragen hen wat zij er allemaal van denken, van dat reservaatsgedoe, en hoe zij de toekomst van de indianen zien. Ze geven toe dat het niet eenvoudig is. Ze trachten zelf voor hun eigen stam goed te onderhandelen met de overheid, en op die manier meer en meer rechten terug te winnen en financieel sterker komen te staan, maar dat gaat maar met mondjesmaat. Het lukt hen ook niet steeds om hun eigen volk mee te krijgen in het verhaal.
Zouden we met hen op de foto mogen? Ja hoor. Als mijn vriend tussen hen in gaat poseren zegt de stoerste van de twee stellig dat hij geen mannen aanraakt. Maar mij neemt hij daarentegen zonder morele bezwaren eens goed vast rond mijn middel en trekt me vervolgens stevig tegen hem aan. 😊

Het Cody van Buffalo Bill heeft ons de perfecte afsluiter van onze zoektocht naar de indianen bezorgd. Morgen laten we Indianenland achter ons, en gaan we nagenieten van dit avontuur in Yellowstone national park.
Ugh!
PS. Wil je graag weten hoe we deze roadtrip praktisch aanpakten? Dat lees je in deze blogpost.